Realistische, zeer persoonlijke portretbeelden in brons


Kunst

Plastiek

Een ruimtelijk beeld dat op diverse manieren tot stand is gekomen, door beeldhouwen, boetseren of konstrueren. De vorm hoeft niet plastisch te zijn.


Kop, portretkop

Een – onpersoonlijke – drie-dimensionale voorstelling van een hoofd. Dit noemt men in de kunstgeschiedenis een (portret)kop. Het is in de kunst een persoonlijke vertolking met een handschrift van de kunstenaar dat bepalend is van een onpersoonlijk model.

Het heeft zijn wortels in het Modernisme.

Een kop niet op hoofdhoogte, maar lager zoals een plastiek geëxposeerd wordt.


Festoen    ( Frans: Feston)

Een festoen of guirlande is een versieringsmotief in de vorm van een aan twee horizontaal gelegen punten opgehangen slinger welke aan de uiteinden omhoog worden gehouden door linten of medaillons van bladeren bloemen en/of vruchten.

Soms wordt voor de vorm zonder linten aan de uiteinden de term guirlande gebruikt en voor de vorm met linten, manchetten en afhangende uiteinden festoen. Naast de horizontale festoen en guirlande, bestaat er ook het afhangende festoen. Dit is een vorm die op een punt aan een lint is opgehangen en daardoor verticaal afhangt. Het is een in de ornamentkunst veel gebruikt motief. Voorbeelden van afhangende festoenen zijn onder andere te vinden in het decoratieprogramma van het Paleis op de Dam te Amsterdam.

De gebruikte thema's voor een festoen of guirlande zijn over het algemeen bloemen, bladeren (loofwerk) en vruchten. Minder vaak komen vormen voor met schelpen of andersoortige objecten.

Voor rond kerstmis wordt een guirlande gebruikt als versiering bij een voordeur, trap, op een schouw van een open haard, tafel of dressoir. Hiervoor wordt kerstgroen zoals takken van een dennenboom, buxes of conifeer gebruikt.

Het festoen komt in de Romeinse kunst veelvuldig voor, evenals in Renaissance en Barok en in de Lodewijk stijlen. Men treft het vooral aan als decoratie op gebouwen, in interieurs en aan meubelen; soms wordt een festoen op schilderijen als omlijsting van bijv. madonnafiguren toegepast. Er is slechts een gering verschil met de guirlande: het festoen is vaak met een lint omwonden of in het midden opgebonden.

Tijdens de Renaissance en de Lodewijk XVI stijl werd het festoen en de guirlande in gesneden (hout) of gehouwen (steen) vorm vaak gebruikt ter versiering van kapitelen, vensters, frontons, pilasters (afhangend festoen) en ander vormen van toegepaste kunst en architectuur.

(van "http://nl.wikipedia.org/wiki/Festoen" Categorieën: Architectuur | Beeldhouwkunst)


Kwabstijl,  kwabornament        oorschelpstijl

Dat zijn vormen van menselijke organen. Een kunstnijverheidsstijl uit de Renaissance en Barok. Een siervorm van in wezen amorf (vormeloos) karakter, hoofdzakelijk geïnspireerd op de fysionomie van zeedieren, bestaande uit het vermeende kraakbenen skelet, waaromheen kwabben aangebracht zijn. Aan de fantasie wordt hierbij veel ruimte gelaten. Het kwabornament ontwikkelde zich eind 16de eeuw in de Nederlanden. Het werd in de volgende eeuwen in ruime mate toegepast bij allerlei vormen van kunstnijverheid, m.n. zilverwerk, o.a. door de gebroeders Van Vianen en Johannes Lutma. De afkomst ligt, naar aangenomen wordt, in de Italiaanse Cartouche van de 16de eeuw, die in Italië, vooral in Florence, o.m. bij vensteromlijstingen werd toegepast. Het kwabornament, in het Duits bekend als ‘Knorpelwerk’, is ten nauwste verwant met de ‘Ohrmuschelstil’ de oorschelpstijl.    


Grisaille        (Frans: grijsachtig)

Een grisaille, of grauwschildering, lijkt op een plastiek maar is een schilderij, waarin men geen natuurlijke kleuren aanbrengt maar zich beperkt tot de weergave der dingen in alle mogelijke schakeringen van dezelfde kleur, meestal wit, grijs of bruin. Deze techniek heeft haar wortels in de oudheid maar werd vooral van de 15e tot de 18e eeuw toegepast. Met een grisaille probeerde men reliëfs in stucwerk na te bootsen.


Ornament  (Latijn ornare en ornamentum)

Een ornament dat respectievelijk versieren en sieraad betekent, is een compositie of versieringselement dat tot doel heeft een voorwerp of gebouwen of delen daarvan te versieren of op te luisteren.

Ornamenten, of, zoals in het 17de eeuwse Nederlands, 'versierselen', zijn traditioneel onder meer toegepast aan pilaren, kapitelen, architraven, consoles, friezen, kroonlijsten, korbelen, moerbalken, trappen, lambriseringen, deuren enzovoort. Op architraven rond deuren bijvoorbeeld maakten men in de Renaissance weelderig versierlijstwerk met guirlandes, festoenen en bladslingerwerk. Niet alleen gebouwen werden voorzien van ornamenten maar ook schepen, schildrijlijsten, meubels, muziekinstrumenten en kunst-en gebruiksvoorwerpen werden rijkelijk versierd. De ornamenten werden door ornamentsnijders in zacht gesteente, hout, been, en ivoor vervaardigd. Het vervaardigen van ornamenten heet orneren. De term ornamentsnijder is een typisch 19e eeuwse benaming. Vaak werd nog een uitsplitsing gemaakt naar specialisatie zoals florale ornamenten of geometrische ornamenten. In de middeleeuwen was het de kistenmaker die de kisten voorzag van ornamenten en was het nog geen apart ambacht. Vanaf de Renaissance werd de term antieksnijder gebruikt. Het woord antiek verwijst hier naar het terug gaan naar de antieke stijlen van de Grieken en Romeinen. De meeste ornamentsnijders waren verenigd in gilden. In Nederland hebben tot de vroege Middeleeuwen tot het begin van de negentiende eeuw in totaal bijna tweeduizend ambachtsgilden bestaan. De ornamentsnijders waren aangesloten bij het timmermansgilde. De patroonheilige van het timmermansgilde was Sint Jozef. De gilden waren goed georganiseerd en het vakmanschap stond op een kwalitatief hoog niveau. Leerlingen werden intensief opgeleid in het atelier van de leermeester.


Functie en vormgeving

Ornamenten op gebouwen hadden vaak een bouwkundige functie en waren onderdeel van de constructie. Deze werd mede bepaald door de aanwezige materialen en technieken, van oudsher vooral natuursteen en hout. Naast de bouwkundige functie kunnen ornamenten het doel hebben de beschouwer een mededeling te doen, gedachten op te wekken of een gevoel te geven. Het ornament heeft dan een symbolische, esthetische of maatschappelijke functie.

De vorm van het ornament wordt gekenmerkt door stilering, symmetrie en herhaling van een motief. De motieven zijn veelal ontleend aan geometrische motieven, verschillende natuurvormen (plantenmotieven, diermotieven en het mensbeeld) maar ook aan vormen van kunst en nijverheid (trofeeën, emblemen, familiewapens).